In Het geluid van een tijdperk (2023) werpt de Argentijnse schrijfster Ariana Harwicz (1977) een scherpe, kritische blik op de hernieuwde debatten in de literaire wereld. In een tijd waarin ‘gerechtvaardigde doelen’ steeds vaker de maatstaf lijken voor literaire erkenning, is haar boodschap kristalhelder: het werk van een auteur moet volledig losstaan van diens persoonlijke moraal en gedrag. Harwicz pleit voor een herwaardering van de auteur als individu, vrij van de druk om aan sociale of politieke verwachtingen te voldoen.
Ze stelt dat voortdurende angst om iemand te beledigen het creatieve potentieel ernstig ondermijnt. Het gevolg is een kunst die steeds verder is aangepast aan de eisen van de markt, in plaats van trouw te blijven aan de artistieke vrijheid. Het geluid van een tijdperk is een pleidooi voor het herstellen van de autonomie van de schrijver en het confronterende karakter van kunst: ‘Hoe zou dat met schrijven zijn als ik terwijl ik schreef de woorden niet zou horen, ze niet kon lezen in hun betekenis? Als tijdens het schrijven een vorm van stilte zou inwerken op het geschrevene en het zou omzetten in iets anders?’ Deze vraag vat de radicale benadering van Harwicz samen: kunst moet transformeren, verstoren, en opnieuw uitgevonden worden.
De vorm van het boek zelf speelt een cruciale rol in deze boodschap. Harwicz presenteert haar ideeën in korte, fragmentarische stukken die soms haast schreeuwend van intensiteit zijn. Het effect is onmiskenbaar: haar woorden roepen op en provoceren. Deze fragmenten zorgen voor een krachtig word-wakker-effect, maar tegelijkertijd lijkt de opzet vooral gericht op het genereren van impact dan het ontwikkelen van diepgravende argumenten. Haar observaties zijn scherp en indringend, maar de chaotische tekststructuur maakt het lastig om haar standpunten volledig te doorgronden. Soms lijkt het alsof haar ideeë in een wirwar van losse gedachten ergens halverwege blijven hangen.
Toch is er ook schoonheid in de chaos. Harwicz beschrijft de essentie van schrijven als iets dat niet kan worden vastgelegd in een eenvoudig en lineair verhaal: ‘De natuur beschrijven is stompzinnig. Hier groeit gras. Daar een sinaasappelboompje. Eerst zijn de sinaasappels groen, dan rijpen ze. Om te schrijven moet iets open blijven. Het interne proces is het enige dat telt.’ In dit licht is de fragmentarische stijl een weerspiegeling van het ongrijpbare karakter van kunst zelf. Van belang is niet de zogenaamde objectieve beschrijving van de werkelijkheid, maar de persoonlijke, subjectieve ervaring van de schrijver — wat Harwicz het ‘connotatieve’ beschrijven noemt.
Maar moet Harwicz zich werkelijk bekommeren om de meningen van critici over de vorm of de structuur van haar werk? Het antwoord is een hartgrondig “nee”. In het laatste deel verandert ze ook van toon, en schuift op naar langere, essayistische teksten waarin ze in een intellectuele briefwisseling met een vriend haar visie op het schrijverschap verder uitdiept. Deze verandering van structuur biedt haar ideeën meer ademruimte en zorgt voor een intiemer gesprek tussen lezer en schrijver. Het resultaat is een diepere, meer verfijnde analyse van haar stelling dat schrijvers niet moeten proberen van hun lezers betere mensen te maken, maar zich volledig moeten richten op de creatie van hun werk.
In dit tweede deel blijft Harwicz scherp in haar kritiek op vigerende normen, zowel binnen de kunstwereld als daarbuiten. Ze stelt ongemakkelijke vragen, en bekritiseert het idee van kunst als een middel voor politieke correctheid of maatschappelijke verlossing. Tegelijkertijd erkent ze haar eigen beperkingen en twijfels, wat haar benadering een ongekunstelde eerlijkheid geeft. Dit maakt dat het boek niet alleen de huidige toestand van de literatuur onderzoekt, maar ook de grenzen van de kunst zelf.
Het geluid van een tijdperk biedt een verfrissende en noodzakelijke reflectie op de hedendaagse literaire debatten. Harwicz’ scherpe observaties over het onderscheid tussen auteur en werk, de druk om te conformeren, en de invloed van commerciële belangen op de kunst zijn niet alleen relevant, maar essentieel voor de toekomst van de literatuur. Harwicz slaagt in wat velen vermijden: de vrijheid om te schrijven zonder concessies, zonder angst, en zonder de verleiding om in de plaats van kunst maatschappelijke boodschappen over te dragen. Haar boek is een oproep om de essentie van het schrijverschap te herontdekken, in al zijn onvoorspelbare en confronterende schoonheid.
Auteursrecht Anna Husson