In Het verticale meisje (2025) van Félicia Viti, vertaald uit het Frans door Kiki Coumans, word je meteen geconfronteerd met een opening die de conventies van het vertellerschap op de proef stelt: “De eerste keer had ik L. gezien als een rijzige kont op een zondagmiddag. Wat kan ik er meer over zeggen dan mijn mateloze zin om haar te neuken, toen ze ogenschijnlijk verstrooid, overduidelijk verstrooid, door het doolhof van het filmhuis liep, en mijn zin om haar te volgen, met gesloten ogen, naar die donkere zaal die mijn leven zou worden.”
Deze directe, bijna brute aanzet zet de toon voor een verhaal dat zich ver verwijderd van romantische idealen en zich richt op de pijnlijke, onophoudelijke realiteit van een complexe (lesbische) relatie. Het verhaal ontvouwt zich als een aaneenschakeling van herinneringen, waarbij fragmenten van een voorbijgegane relatie opduiken, en het onvermijdelijke verlies ervan wordt blootgelegd. De relatie tussen de verteller en L. blijkt niet alleen eindig in pijn, maar vanaf het begin ook getekend door pijn. Het is een dynamiek van voortdurende aantrekkingskracht, afstoting, nabijheid en afstand, die zich niet laat vatten in de veilige kaders van traditionele romantiek. De liefde tussen de twee vrouwen wordt voortdurend verstoord door destructieve patronen, miscommunicatie en een onvermijdelijke pijn die hen blijft achtervolgen.
Wat Het verticale meisje echter een diepere laag geeft, is de verkenning van de vader-kindrelatie die zich met een andere, maar niet minder verontrustende intensiteit ontvouwt. De vader van de verteller, die liever een zoon had gehad, verschijnt als een starre, autoritaire figuur die zijn persoonlijke idealen en verlangens boven het welzijn van zijn dochter plaatst. Gescheiden van de moeder leeft hij in een wereld die slechts zijn eigen normen en perspectieven kent. In plaats van zijn kind te accepteren zoals ze is — bijvoorbeeld als iemand die genderfluïde door het leven gaat — probeert hij haar in te sluiten in het kader dat hij voor haar bedacht heeft. Dit leidt onvermijdelijk tot een situatie van zelfontkenning bij de verteller. Het gemis van een liefdevolle, accepterende vaderfiguur werpt dan ook een constante schaduw over haar zoektocht naar liefde, identiteit en autonomie. Het is niet verwonderlijk dat zij op zoek gaat naar grenzen, moeite heeft haar vader te benaderen en zich verdiept in de complexe dynamiek van familiebanden.
De verteller beschrijft haar liefde voor L. als iets vluchtigs, ontglippends: “Het verticale meisje trekt met haar rug naar je gekeerd haar schoenen aan en kijkt je als een vreemde aan als ze ontwaakt. Ze weigert met je te eten, gaat weg als je achter haar aan gaat, wil dat je achter haar aan gaat om rechtop te blijven. Het verticale meisje is een meisje dat in de lucht opstijgt. Het is het meisje waar je van houdt als het waait. Het verticale meisje is niet meer het meisje die je liggend laat dromen. Ze is aangekleed en ongetemd en ze komt niet meer terug. Het is een droom die vervliegt. Die je zelf creëert. Het is een creatie van je verbeelding.” De liefde die de verteller voor L. voelt, is niet iets tastbaars of blijvends; het is eerder een idee, een vluchtige ervaring die zich steeds opnieuw uitvouwt, alleen om vervolgens weer te vervagen.
Het is deze voortdurende spanning tussen verlangen en onbereikbaarheid die het boek zowel intens als verontrustend maakt. Wat Het verticale meisje vooral bijzonder maakt, is de manier waarop Viti de conventies van het genre omzeilt. In plaats van zich vast te klampen aan de romantische idealen van lesbisch verlangen, deconstrueert de schrijfster het ideaal zonder concessies te doen aan de complexiteit van menselijke relaties. Ze verkent de rauwe, ongemakkelijke waarheden van seksuele en emotionele verlangens en ontrafelt de realiteit van de verteller en L., waarbij de breuk sneller komt dan verwacht. Dit onverwachte, haast onvermijdelijke einde versterkt de pijn van de relatie, zonder dat de lezer in de valkuil van een langzame afbrokkeling valt.
De schrijfstijl van Viti versterkt de rauwe, ongetemperde benadering van het verhaal. Haar fragmentarische, bijna stotterende manier van schrijven roept herinneringen op aan de stijl van Louis-Ferdinand Céline, niet vanwege de thematiek, maar vanwege de ongeregelde structuur van de zinnen. De gedachten van de verteller lijken rechtstreeks uit haar geest te komen, ongepolijst en ongedwongen. Net als bij Céline creëert deze losse stijl een indringende nabijheid, waardoor je het gevoel hebt de innerlijke monoloog van de verteller van dichtbij te ervaren — haar twijfels, onrust en onverhulde emoties vullen de pagina’s met een krachtige intensiteit.
Wat Het verticale meisje uiteindelijk definieert, is de manier waarop het thema’s als seksualiteit, geweld en persoonlijke conflicten benadert zonder zich te verschuilen achter de veilige gordijnen van romantische idealen. Het verhaal ontsnapt aan de vertrouwde paden van traditionele vertelstructuren en kiest ervoor de ongemakkelijke, vaak pijnlijke realiteit van menselijke relaties onbelemmerd te tonen. Het is deze onverbloemde eerlijkheid die het boek zijn rauwe, unieke kracht verleent, en het verhaal een stem geeft die niet gemakkelijk vergeten zal worden.
Auteursrecht Anna Husson