Boekrecensies

Van verval naar klank


De onderkant
(2025) is de tiende dichtbundel van Anna Enquist. In 1988 debuteerde ze met enkele gedichten in het tijdschrift Maatstaf, en in 1991 verscheen haar eerste bundel: Soldatenliederen, die werd bekroond met de C. Buddingh’-prijs. In 1994 volgde haar eerste roman Het meesterstuk, geïnspireerd door Mozarts opera Don Giovanni. Muziek, en vooral Mozart, speelt ook een belangrijke rol in haar nieuwe bundel, maar vooral in het laatste deel.

Het eerste deel van de bundel, Verval, richt zich op de afbraak van waarneming, taal en herinnering. De gedichten benaderen deze aftakeling niet met drama, maar met een bijna klinische nauwkeurigheid: geuren, beelden en tastbare indrukken worden aangestipt als aanwijzingen van wat langzaam verdwijnt. De ervaring van vergankelijkheid wordt voelbaar in de alledaagse details die hun vanzelfsprekendheid verliezen – zoals het licht dat weerkaatst op een rand van een jamglas, een naald die door stof schuurt, of een doek dat valt. De toon is ingetogen en reflectief, en beweegt tussen tederheid en vervreemding. Wat resteert, lijkt niet de ervaring zelf, maar de poging om die vast te houden – en juist die poging is de kern van dit openingsdeel.

Berichten, het tweede deel, verlegt de focus van de tastbare wereld naar een meer innerlijke dimensie, waar stemmen met elkaar lijken te converseren over herinnering, verlies en betekenis. De gedichten functioneren als fragmenten van correspondentie of als reflecties zonder een duidelijke spreker of ontvanger. Ze bewegen zich tussen melancholie en lichte ironie en creëren een sfeer van terugblikken zonder vastigheid. De structuur is los, associatief, en biedt ruimte voor verschillende interpretaties: het draait niet om wat vastligt, maar om wat voortdurend in beweging blijft.

Het derde deel, Klank, onderzoekt muziek als metafoor en drager van betekenis. Hier geen eenvoudige lofzang op de troost die muziek biedt, maar een veelgelaagd, soms zelfs ontregelend onderzoek naar haar werking. Muziek is zowel verleiding als verstoring, een gids en een misleider. In sommige gedichten roept ze een idyllische sfeer op die geleidelijk verstoord raakt, terwijl ze in andere gedichten wordt ingezet om het onzegbare – dood, angst en verlies – toch te benaderen. De verwijzingen naar Mozarts Requiem geven het geheel een rituele dimensie, waarbij het individu zich geconfronteerd ziet met grotere krachten. De toon blijft suggestief en bezwerend, de vorm is los en muzikaal, met een sterke nadruk op ritme, herhaling en klank.

In De onderkant laat Anna Enquist haar beheersing van taal en gevoel zien. De bundel biedt een verkenning van vergankelijkheid, herinnering en de ongrijpbaarheid van betekenis, waarbij de gedichten zich met precisie en tederheid bewegen tussen melancholie, reflectie en muzikale suggestie. Van de klinische beschrijving van afbrokkeling in Verval tot de innerlijke gesprekken over verlies in Berichten en de rituele lading van Klank, blijft Enquist trouw aan haar vermogen om het onzegbare te verwoorden. Het is aan de lezer om betekenis te geven aan haar keuze om niet verval maar muziek het laatste woord te verlenen.

Auteursrecht Anna Husson

Deel Bevlogen Letteren