Boekrecensies

Hoe de wanhoop te erkennen en weerstaan


In de essaybundel Weerstand tegen de wanhoop zoekt schrijver en criticus Koen Schouwenburg niet naar eenvoudige ontsnapping aan de zwaarte van het bestaan, maar een manier om die door middel van lezen en schrijven te doorstaan. Het is geen pleidooi voor optimisme, maar verkent hoe literatuur kan dienen als middel tegen existentiële wanhoop. Schouwenburg reflecteert op persoonlijke thema’s zoals mannelijkheid, fascinatie voor zelfmoord in de literatuur en liefde voor schrijvers als Albert Camus en Marcel Proust. Tegelijkertijd deelt hij persoonlijke ervaringen, zoals zijn besluit om na het roken van 208.050 sigaretten abrupt te stoppen. In deze essaybundel mengt hij literaire interesses met eigen worstelingen, waarbij de onderliggende overtuiging blijft dat literatuur een essentieel hulpmiddel is in de strijd tegen de zinloosheid van het bestaan. Diezelfde literaire kracht heeft hem ook geholpen in zijn jarenlange gevecht tegen angsten en depressies.

Schouwenburg schrijft vanuit de behoefte die hij herkent bij Camus en Jeroen Brouwers. Voor hem is schrijven geen esthetisch spel, maar een verweer tegen de absurditeit van de wereld, de grillen van de werkelijkheid en de eenzaamheid van het bestaan. Zijn essays willen grip krijgen op het ondoorgrondelijke, om te blijven spreken ondanks de machteloosheid die ons allen treft. Zo weerspiegelt zijn werk de zoektocht van voorgangers die ook in taal proberen stand te houden; niet om het leven mooier te maken, maar draaglijker.

Hoewel de titel Weerstand tegen de wanhoop een strijd tegen de somberte voorspelt, biedt het boek geen antwoorden. Schouwenburg wil de wanhoop niet bestrijden maar erkennen, en een taal leveren waarmee we de wanhoop kunnen aanschouwen. Niet als vijand, maar als onvermijdelijk onderdeel van het leven. Dit maakt het boek meer contemplatief dan troostend. De essayist doet een stap terug van de reflex om negativiteit te vermijden en kiest voor vertraging en niet-wegkijken. De weerstand die de titel noemt, ligt niet in de afwijzing van de wanhoop, maar in het niet negeren ervan. In die openheid schuilt een subtiele en wezenlijke vorm van verzet.

Schouwenburg vindt een balans tussen het persoonlijke en het beschouwende, waarbij literatuur niet slechts als illustratie fungeert, maar als inhoudelijke gesprekspartner. Zo onderzoekt hij in het essay over Albert Camus ‘de heerlijke angst om te bestaan’. Hij toont niet alleen aan Camus grondig gelezen te hebben, maar zich ook diep verbonden te voelen met diens filosofie van het absurde. Zijn eigen ervaring met de onbegrijpelijkheid van het bestaan wordt verfijnd met citaten en scènes uit Camus’ werk. Tegelijkertijd heeft Schouwenburg de moed om kritisch te zijn, niet om zich tegen de schrijver af te zetten, maar het gesprek met hem levend te houden. Het resultaat is een genuanceerd verslag – zowel introspectief als filosofisch – van het absurde.

In ‘Manmakerij’, het laatste essay van de bundel, slaat Schouwenburg een andere koers in en laat de bredere culturele en existentiële vragen te veel los, om zich volledig te richten op zijn persoonlijke ervaringen. Daardoor is dit essay minder verbonden met de literaire en filosofische thema’s uit de rest van het boek, en blijft de diepgang wat achterwege.

Weerstand tegen de wanhoop is een rijke essaybundel die met eerlijkheid en durf ingaat op de duistere kanten van het bestaan. Met zijn literaire inzichten en persoonlijke reflecties vindt Schouwenburg een balans tussen filosofische diepgang en intieme verhalen. Ook al valt het laatste essay enigszins uit de toon, Weerstand tegen de wanhoop blijft een indrukwekkende en waardevolle bundel voor iedereen die de schoonheid en de betekenis van literatuur als tegenwicht tegen de wanhoop onderschrijft.

Auteursrecht Anna Husson

Deel Bevlogen Letteren