Met Het huis van Dantès (2025) levert A.G. del Prado een zeldzaam beheerst debuut af: een roman die even stil als doordringend is, geworteld in het besef dat verlies zich niet laat oplossen, maar slechts langzaam, soms pijnlijk, een plek kan krijgen in het menselijk geheugen. In een literaire markt die vaak leunt op scherpe thematiek, kiest Del Prado voor een langzame, bijna klassieke vertelling. Zijn kracht ligt niet in effectbejag, maar in nuance: in de gevoeligheid waarmee hij innerlijke verandering registreert, en in de manier waarop hij stiltes betekenis geeft.
De roman opent met een toon die meteen het tempo en de sfeer bepaalt:
“Er bestaan momenten waarop een mens hoopt dat de tijd een vlucht neemt. Dat hij sneller gaat lopen of zelfs vliegen, zodat wat je voelt onder zijn gewicht verpletterd wordt.”
Hier spreekt geen verteller die antwoorden wil geven, maar iemand die vragen stelt over hoe herinnering en tijd elkaar beïnvloeden. De hoofdpersoon, Reinout, bevindt zich aan het begin van een emotionele afgrond: een relatiebreuk dwingt hem tot een nieuw begin, fysiek gemarkeerd door een verhuizing, maar emotioneel nog oningevuld. In dit schemergebied tussen verleden en toekomst treft hij een aquarel aan met op de achterkant de mysterieuze boodschap: “Wat ik weet is dat ik van je hou.” Deze vondst vormt geen spectaculair mysterie in de klassieke zin, maar eerder een symbolisch startpunt voor een zoektocht naar houvast — naar betekenis, identiteit, verbondenheid.
Het boek ontwikkelt zich vervolgens als een zorgvuldig geconstrueerd psychologisch portret. Reinout is geen held, geen antiheld, maar een mens in stil verzet tegen de leegte. Zijn overpeinzingen worden gekenmerkt door een zachte melancholie, die doet denken aan de introspectieve traditie van schrijvers als Julian Barnes of Stefan Zweig. Del Prado’s taalgebruik sluit daar naadloos bij aan: contemplatief, ritmisch, nooit overdadig. Wanneer Reinout zich afvraagt of mensen ooit zullen zeggen dat ze in “zijn tijd” hadden willen leven, klinkt er niet alleen ironie door, maar ook een scherp inzicht in onze omgang met geschiedenis:
“De helft van de mensen wentelde zich in de grandeur van het verleden, de andere helft wilde het uit frustratie platwalsen.”
In dit spanningsveld tussen nostalgie en vooruitgang schuilt de existentiële kern van de roman. Reinout is iemand die weigert het verleden als afgesloten hoofdstuk te beschouwen. Zijn zoektocht is er niet een naar concrete antwoorden, maar naar een leefbare verhouding tot wat achter hem ligt — en daarmee tot zichzelf. Deze thematiek maakt Het huis van Dantès tot meer dan een verhaal over rouw: het is een roman over het vinden van moreel en emotioneel evenwicht in een wereld die steeds vluchtiger wordt.
Opbouwtechnisch is de roman overtuigend. Del Prado kiest voor een langzaam ontvouwende structuur waarin sfeer en ontwikkeling geleidelijk en geloofwaardig op elkaar inwerken. Het midden van het verhaal fungeert als een breekpunt, niet door wat er precies gebeurt — een gewelddadige confrontatie die buiten het spektakel blijft — maar door de psychologische ontregeling die daarop volgt. Wat tot dan toe introspectief was, wordt existentieel. Reinout moet zichzelf herijken, en zijn aarzelende pogingen daartoe worden met grote precisie weergegeven. De kracht van deze passages ligt in hun ingetogenheid: Del Prado vertrouwt op nuance, op de kracht van stiltes, op wat niet gezegd wordt.
Toegegeven, sommige scènes lijken met iets minder fijnzinnigheid geschreven. Een ontmoeting met een puber die Reinout vraagt of hij zijn werk als klusjesman nog wel leuk vindt, balanceert op het randje van symboliek en overduidelijkheid. Toch zijn deze momenten geen breuk met de rest van het boek, maar eerder een weerspiegeling van de manier waarop een debuut zich tastend een vorm zoekt.
Het huis van Dantès is dus een roman over durven stilstaan — bij verlies, bij verlangen, bij wie we waren en misschien weer willen worden. Het is een pleidooi voor trage literatuur, waarin betekenis niet opdringt, maar zich langzaam nestelt. Del Prado heeft met zijn debuut niet alleen een stijl gevonden die past bij zijn thematiek, maar ook een toon die ruimte laat voor onzekerheid en verstilling. Het is het begin van een schrijverschap dat durft te vertragen, dat betekenis zoekt in het weifelende, en dat juist in het onuitgesprokene zijn kracht toont.
Auteursrecht Anna Husson