In Praat dan met mij (2025) vertelt Yves Peirsman (1982) het verhaal van Daan, een jonge ingenieur die in Schotland werkt aan artificiële intelligentie en opnieuw contact zoekt met zijn jeugdvriend Dennis. Jaren eerder raakte Dennis, net achttien en pas van school af, betrokken bij een fietsongeval waarbij hij zijn spraakvermogen verloor. Hoewel dit incident het startpunt vormt, ontvouwt zich een veel ingewikkelder verhaal vol geheimen, herinneringen en onuitgesproken gevoelens. Gekweld door schuld besluit Daan software te ontwikkelen die Dennis opnieuw kan laten spreken — een technische uitdaging die ook een persoonlijke zoektocht wordt.
De band tussen Daan en Dennis bevindt zich ergens tussen vriendschap en iets dat dieper, intiemer en moeilijker te definiëren is. Peirsma verkent deze emotionele ambiguïteit zorgvuldig, met als krachtigste middel het rode dagboek waarin Daan zijn herinneringen en gevoelens in geheimschrift vastlegt. Deze intieme en soms verstikkende verzameling van schuld, verlangen en emotioneel gemis maken Daans innerlijke strijd invoelbaar en tonen hoe hij via technologie probeert te verwoorden wat hij zelf nauwelijks durft te erkennen. Hier bereikt de roman zijn grootste psychologische diepgang.
De titel Praat dan met mij verwijst naar Dennis’ spraakverlies, maar staat ook symbool voor het diepgewortelde verlangen naar ware communicatie — het delen van gevoelens die vaak verborgen blijven. Die zeldzame momenten van openheid vormen de emotionele hoogtepunten van het verhaal. Tegelijk draagt de titel tragiek in zich: het onvermogen om werkelijk contact te maken, het gemis van een gedeelde taal. Daarmee belichaamt ze de kwetsbare hoop én schrijnende afstand tussen twee zielen die elkaar nabij willen zijn, maar elkaar steeds mislopen.
Toch is het schuldmotief niet zonder problemen. Daan voelt zich verantwoordelijk voor Dennis’ spraakverlies en stort zich op de ontwikkeling van ondersteunende software. Aanvankelijk lijkt dit voort te komen uit empathie en betrokkenheid, maar gaandeweg verschuift de motivatie. De software wordt meer een poging om zijn eigen schuldgevoel te bezweren. Deze verschuiving ondermijnt de oorspronkelijke urgentie van het verhaal en maakt dat de relatie tussen Daan en Dennis zich in een moreel schemergebied bevindt dat niet altijd overtuigt.
Stilistisch maakt Peirsma twee opvallende keuzes. De dagboekfragmenten zijn zorgvuldig uitgewerkt, maar blijven relatief conventioneel van vorm. Veel sterker zijn de korte, fragmentarische zinnen die lijken op chatberichten tussen Daan en Dennis. Pas aan het einde wordt duidelijk wat deze fragmenten werkelijk zijn. Deze onthulling werpt een nieuw licht op de communicatie tussen de personages en versterkt de emotionele impact. De vorm krijgt een diepere lading, waarin het gevoel van verlies pijnlijk voelbaar wordt.
Herinneringen spelen een sleutelrol in de roman. Peirsma toont hoe nieuwe inzichten het verleden kunnen herschrijven, en gebruikt daarvoor de metafoor van optische illusies — een eend of een konijn, een vaas of twee gezichten. Die veranderlijkheid van het geheugen krijgt extra betekenis in een tijd waarin kunstmatige intelligentie onze relatie tot waarheid en herinnering steeds complexer maakt. Toch blijft het onduidelijk in hoeverre de roman deze thematiek daadwerkelijk uitwerkt; het blijft eerder suggestief dan echt doordacht.
Praat dan met mij is een emotioneel geladen roman die met scherpte thema’s als schuld, liefde en herinnering aansnijdt. Peirsma’s psychologisch inzicht en stilistische keuzes – vooral in de fragmentarische vorm en de intieme dagboekpassages – zijn sterk en tonen zijn literaire kunde. Wel blijven deze afzonderlijke kwaliteiten te veel op zichzelf staan. Het schuldmotief overtuigt niet volledig, en de relatie tussen Daan en Dennis mist de consistentie en uitwerking om de thematische lading te dragen. Deze roman is het alle drie: gelaagd, ambitieus, en niet geheel evenwichtig.
Auteursrecht Anna Husson